Hoewel het geen echte gecertificeerde ziekte is, telt het 'impostorsyndroom' (bedriegerssyndroom) onder zijn patiënten zelfs illustere historische figuren, zoals de vader van de moderne fysica Albert Einstein. Over het algemeen is het een lage dunk van zichzelf en je werk, die leidt tot verlegenheid, angst en soms regelrechte schaamte, vaak ongemotiveerd door de ontvangen erkenning.
Dit syndroom, een uitdrukking die in 1978 werd bedacht, manifesteert zich vaak bij mensen met een universitaire opleiding of hoger, die gevoelige en sociaal erkende functies bekleden op gebieden als geneeskunde, financiën en onderwijs.
In de loop der jaren is het in verband gebracht met een aantal terugkerende psychologische trekjes, en de hulp van een psychotherapeut is essentieel om te proberen hieruit te komen.
Hoewel het geen echte gecertificeerde ziekte is, telt het 'bedriegerssyndroom' onder zijn patiënten zelfs illustere historische figuren, zoals de vader van de moderne fysica Albert Einstein. Over het algemeen is het een lage dunk van zichzelf en je werk, die leidt tot verlegenheid, angst en soms regelrechte schaamte, vaak ongemotiveerd door de ontvangen erkenning.
Deze term zag het daglicht in 1978, dankzij de psychologen Pauline Rose Clance en Suzanne Imes. Clance, die als psychotherapeute werkte, merkte dat veel universiteitsstudenten het gevoel hadden dat ze geen plaats verdienden op hun prestigieuze universiteiten of dat ze zelfs stellig geloofden dat hun aanvraag per ongeluk was geaccepteerd.
Onderzoek sinds 1978 heeft aangetoond dat dit syndroom zowel mannen als vrouwen treft. Over het algemeen komt het voor bij mensen met een universitaire opleiding of hoger en die gevoelige en sociaal erkende functies bekleden op gebieden als geneeskunde, financiën en onderwijs.
Het bedriegerssyndroom wordt in verband gebracht met een aantal kenmerkende eigenschappen. Deze kunnen variëren van introversie tot trait anxiety, van een laag gevoel van eigenwaarde tot een neiging tot schaamte, tot conflicterende familie-ervaringen of slechte emotionele ondersteuning. Een laag gevoel van eigenwaarde en een hoge zelfcontrole zijn twee typische kenmerken van mensen met dit syndroom.
Aan de oorsprong van het bedriegerssyndroom kan ook een vooroordeel liggen, dat 'pluralistische onwetendheid' wordt genoemd. Iedereen twijfelt privé aan zichzelf, maar gelooft dat hij de enige is die zo denkt omdat niemand anders zijn twijfels verbaal uit. In dit verband zijn experts het erover eens dat de beste manier om deze atavistische onzekerheid te overwinnen is om het in woorden uit te drukken: als we elkaar allemaal in vertrouwen zouden nemen, zouden we ons realiseren dat onze rolmodellen er waarschijnlijk ook aan lijden of hebben geleden.
Dit syndroom kan namelijk veel gevolgen hebben in het dagelijks leven. De aspecten van het leven waar het de meeste invloed op heeft, variëren van werk tot gezinsleven, tot het ontwikkelen van angst- of depressiestoornissen en vermijdende of afhankelijke persoonlijkheidsstoornissen. De hulp van een psychotherapeut inroepen is vooral essentieel om meer te weten te komen over de eigen gedachten, reacties en het eigen functioneren.
Het wordt niet gedefinieerd als een 'ziekte'.
Statistisch gezien wordt van ongeveer 8 op de 10 mensen gedacht dat ze het impostorsyndroom hebben gehad. Ondanks de naam kan het echter geen ziekte worden genoemd en komt het zelfs niet voor in de 'Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM)'.